Jan Fabre

Searching for Utopia

10.05.2003 - 28.09.2003

Zeedijk 635 - Knokke
Tijdens de zomermaanden exposeert het Zwart Huis het meest recente werk van de Antwerpse artistieke duizendpoot Jan Fabre.
De tentoonstelling bestaat uit levende schildpadden en tekeningen, sculpturen, installaties, waarvan telkens het motief van de schildpad centraal staat. De werken dateren van eind jaren ’70 tot vandaag.
Hun presentatie sluit aan op Fabres creatie van Searching for Utopia, een bronzen sculptuur die hij in het kader van het kunstproject 2003 Beaufort gecreëerd heeft, en die op het strand van Nieuwpoort staat. De sculptuur stelt een vrouwelijke zeeschildpad voor, met op haar rug, teugels in de hand, de kunstenaar zelf.
De dierenwereld duikt voortdurend en onder allerhande vormen in Jan Fabres oeuvre op. Kevers en uilen zijn bekende en veel voorkomende sparringpartners van zijn verbeelding, maar ook papegaaien, kikkers, wandelende bladeren, bidsprinkhanen, vissen, vleermuizen, spinnen of vliegen figureerden bij een of meer gelegenheden in zijn artistieke universum.De schildpad opereerde tot dusver veeleer in de schaduw. Haar plotse verschijning aan de Belgische kust roept bijgevolg vragen op.
De tentoonstelling in het Zwart Huis traceert de gedaantes, rollen en betekenissen die het dier in Fabres oeuvre aanneemt of belichaamt. Daaruitblijkt dat de schildpad een uitgelezen Krijger van de Schoonheid en van de Wanhoop is.

In een 8mm-zwartwit-filmpje uit 1978 geeft Jan Fabre aan een van zijn huisdieren, Mieke de
schildpad (een Griekse landschildpad), een grote verse tomaat. Telkens als Mieke ervan wil bijten, schuift de tomaat weg, omdat de huid van de vrucht voor haar bek te gespannen en te glad is. In een dagboekfragment schrijft Fabre:
“ Maar Mieke gaf nooit op. Ik merkte dat ze de tomaat in de richting van de hoek duwde. Toen de tomaat eindelijk in de hoek lag, bleef ze met haar kop in haar huis tegen de tomaat aanduwen, tot de huid van de tomaat rimpelde, zodat haar bek grip kreeg, om te bijten in de tomaat. En dan begon het feest van de Griekse heldin. De tomaat werd in één sessie half opgegeten.”
Fabre schrijft dit in zijn dagboek op 27 juli 1982, tijdens het repetitieproces van de podiumproductie Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was. Hij toont de film aan zijn acteurs en dansers. Het is de bedoeling dat die tijdens het repetitieproces de wetten van tijd en beweging, herhaling en discipline zo naar hun hand zetten, hun mentale en fysieke grenzen zodanig aftasten en verschuiven, dat ze herboren worden en in een nieuwe gedaante verrijzen. Door concentratie en eliminatie kunnen ze tot een essentie komen, werkelijk in hun lichaam gaan wonen en teken worden van hun persoonlijkheid en eigenheid. In ultieme instantie wordt de danser/acteur een Krijger van de Schoonheid, even volhardend en dapper, grappig en intelligent als Mieke, de Griekse heldin.

De schildpad is een van de oudste oerkrachten en oerdieren die de aarde vandaag bevolken. In de tijd van de dinosaurussen, de glorietijd van de reptielen (zo’n 230 tot 70 miljoen jaar geleden), liepen reusachtige voorouders van de schildpadden op de aarde rond. De schildpad overleefde de ondergang van de dino’s, en in haar huidige vorm heeft ze het, dankzij haar uitzonderlijke aanpassings- en doorzettingsvermogen, de laatste 150 miljoen jaar uitgehouden. Daarmee is ze drie keer zo oud als de huidige zoogdieren en meer dan 3000 keer als de homo sapiens. De 21ste-eeuwse schildpad verschilt op uiterlijk vlak nauwelijks van haar fossiele, oeroude voorouders. Ook in haar huidige vorm blijft ze een ongemeen taai dier dat een paar dagen zonder zuurstof en verscheidene maanden zonder voedsel overleeft. Dit uiterst merkwaardig wezen, met zijn indrukwekkend pantser, robuuste kop en geschubde poten, incarneert een geheugen dat onze geschiedenis in het niets doet verzinken. In die zin lijkt de schildpad sterk op de kever, nog zo’n succesvolle, gepantserde krijger die de millennia getrotseerd heeft. Geen wonder dat de schildpad, als hoofdrolspeler van mythen en rituelen, het geheugen en de verbeelding van zoveel beschavingen gevoed heeft. Als in het hindoerijk eens in de vier miljard jaar een grote vloed de aarde oplost, dan neemt de god Vishnu de gedaante van een grote schildpad aan, die op haar rug het vat torst waarin goden en demonen de elementen mengen die nodig zijn om de aarde te herscheppen. Tot op vandaag worden de moerasschildpadden die in de wateren rond het boeddhistische heiligdom van Wat Po (Bangkok) leven, gezien als symbolen van onsterfelijkheid, als tijdelijke verblijfplaatsen voor de mensenzielen, die door opeenvolgende wedergeboorten de weg naar het nirvana afleggen.

De schildpad is een tussenwezen, dat zowel over een uitwendig (zoals de insecten) als over een inwendig skelet (zoals nagenoeg alle reptielen, de vogels en de zoogdieren) beschikt. Dat is een uitstekende fysiologie om te overleven in Jan Fabres universum, dat zowel de verblindende schoonheid als de blinde hardheid van de natuur – en van onze huidige beschaving - reflecteert. De ruggengraat en de ribben van de schildpad zijn volledig met het schild vergroeid. Daardoor lijkt de schildpad een beetje op een middeleeuwse ridder met een hopeloos zwaar harnas, enkel in staat om poten, nek en staart te bewegen. Men laat zich evenwel best niet misleiden door haar ogenschijnlijke onhandigheid en traagheid. De meeste schildpadden zijn behendige, sterke klauteraars of zwemmers, en wat ze in snelheid te kort schieten, maken ze goed door hun instinctieve intelligentie, hun doorzettings- en hun uithoudingsvermogen. Charles Darwin noteerde, tijdens een verblijf op de Galapagoseilanden:
“Als de schildpadden zich doelbewust naar een bepaald punt begeven, dan trekken zij dag en nacht en bereiken het doel veel eerder dan men zou verwachten.”
De haas in de bekende fabel van de Griekse dichter Aesopus mocht het aan den lijve ondervinden.

Zoals elke dappere krijger is de schildpad evenwel ook kwetsbaar. Terwijl het mannetje van de zeeschildpad zijn leven lang in zee blijft, zwemt het vrouwtje soms honderden kilometers ver naar het strand van haar geboorte, waar ze zich met de inzet van al haar krachten tot buiten de vloedlijn sleurt. Daar graaft ze een put en legt haar eieren. Terwijl ze dat doet is ze zo geconcentreerd – in trance als het ware – dat ze niets merkt van wat er rond haar gebeurt. Roofvogels, coyotes en mensen maken daar soms gebruik van om haar of haar nest aan te vallen. Na het leggen van de eieren dekt de moeder het nest toe en keert terug naar zee. Wanneer pasgeboren zeeschildpadjes uit hun nest klauteren en vervolgens massaal en hals over kop naar zee rennen, worden ze opgewacht door dezelfde hongerige roofdieren, en als ze de stormloop overleven, is het een raadsel hoe ze het verder rooien. Men neemt aan dat één op duizend jongen de geslachtsrijpe leeftijd halen. Sommige soorten, zoals de landschildpadden op de Galapagoseilanden, worden tot 150 jaar oud, maar ook die oude dieren komen nagenoeg allemaal op noodlottige wijze aan hun einde, bijvoorbeeld door in een afgrond te storten. Krijger van de Schoonheid, Krijger van de Wanhoop. De sculptuur met die titel, ook Vlaamse Krijger genoemd en in 1996 door Jan Fabre gecreëerd, bestaat uit een hoofd van door elkaar krioelende juweelkevers, de borstplaat van een middeleeuws harnas en een stel houten poten. De Krijger van de Wanhoop heeft de oren van een Vlaamse Reus en de snuit van een schildpad.

De schildpad is een absolute meester van de metamorfose, nog een centrale vereiste om aan de strenge wetten van Fabres universum het hoofd te bieden. Ze heeft geen tanden; in plaats daarvan heeft ze kaken met een scherpe snijrand, waardoor ze over een soort vogelbek beschikt. Als ze haar kop en poten onder haar schild terugtrekt, zich in haar huis opsluit, dan wordt ze even immobiel, sterk en ondoordringbaar als een stuk rots – ze wordt rots. De lijnen op haar pantser, een soort jaarringen waaruit de opeenvolgende stadia van de groei van het schild af te lezen zijn, laten haar dan weer op een boomstronk lijken. De schitterende patronen waarmee het pantser getooid is, nemen ook vaak de vorm van topografische lijnen op een landkaart aan (er bestaat zelfs zoiets als de ‘landkaartschildpad’). Voor veel Noord-Amerikaanse Indianenstammen was het land waarop ze leefden het rugschild van een enorme ‘moederschildpad’, die in een uitgestrekte oerzee dreef. In het antiek-Griekse orakel van Delphi fungeerden schildpadden als orakelsteen. Krijgers kwamen de tekeningen in de ‘stenen’ ontcijferen om strategieën uit te tekenen vooraleer ze naar het slagveld trokken. Op die wijze maakt de schildpad tevens deel uit van de oorsprong en de genese van taal en beeld, en bijgevolg van kunst en wetenschap. Dit geloof in de leugen van de verbeelding, in het wonder van de verschijning van het beeld is een centraal en steeds terugkerend element in de kunst van Jan Fabre. Zelf schrijft hij daarover:
“Vanaf het begin zagen mensen beelden. Daarom hebben mensen eigen beelden gecreëerd. Mensen zagen beelden in een bot, een steen, een stuk hout, in het vuur. Ze zagen ze in de onregelmatige oppervlakte van de rotswanden. Wetenschap en kunst zijn niet marginaal. Ze zijn universeel bezit en onze belangrijkste wapens.”
Jan Fabre laat beelden en tekens als monsters opdoemen uit de wirwar van duizenden lijnen van zijn bictekeningen, uit de rorschachvlekken van zijn tekeningenreeks Verschillende uren, of uit het de duizenden kevers van het plafond van de Spiegelzaal in het Koninklijk Paleis. En als een meesterlijke Krijger van de Schoonheid, als een geniale danser, is de schildpad zowel ding, dier en lichaam als huis, beeld en teken: een schitterende metafoor, een alchemistische wisselwerking van geest en materie, die de paradoxen van leven en dood incarneert. Een potlood- en bloedtekening uit 1982, Stralenschildpad met orakelbloed, toont een schildpad met een pantser vol tekens, met daarboven een aantal bloedvlekken. De schildpad draagt een kaars op de rug, als een baken in de onnoemelijke duisternis van het bestaan.

Eind jaren ’70 voert Jan Fabre de Zeno-performance uit. Hij plaatst kaarsjes op de ruggen van een troep schildpadden, en organiseert er wedstrijden mee, waarbij hij – net als de krijgers in Delphi - op de schildpadden gokt. De performance roept onder andere reflecties op over tijd en snelheid. Onovertroffen meester in de onontwarbare paradoxen van veelheid en beweging is de Griekse filosoof Zeno van Elea (5de eeuw voor Christus). In zijn tweede paradox van de beweging, ook bekend als Achilles en de schildpad, vertrekt hij van de veronderstelling dat ruimte en tijd oneindig deelbaar zijn. Achilles is de meest lichtvoetige krijger van de antieke oudheid. Als de schildpad evenwel met een voorsprong vanuit punt B vertrekt, en Achilles vanuit punt A, kan Achilles de schildpad niet meer inhalen, want als hij punt B bereikt, is de schildpad al op punt C, en wanneer Achilles punt C bereikt heeft, is de schildpad op punt D, enzovoort tot in het oneindige. Op grond van deze allerminst van humor gespeende maar uiterst hard te weerleggen bewijzen wordt Zeno beschouwd als een voorloper van de differentiaal- en integraalrekening. Ook de Mexicaanse Maya’s brachten de schildpad in verband met wiskundige stelsels.
Het is echter veelbetekenend dat dit prehistorische dier tot op vandaag voor de wetenschap grotendeels een wazig raadsel blijft. De transparante procedures van de Westerse rationaliteit krijgen er geen greep op, ondanks het toegewijde onderzoek van onder andere Charles Darwin, van wie nog volgende getuigenis over de reuzenschildpadden in de Galapagosarchipel: “Telkens wanneer ik een van deze grote monsters, die rustig voortdroop, inhaalde, vermaakte het mij dat het dier op het moment dat ik passeerde, plotseling kop en poten introk en onder het uiten van een luid gesis met een zware plof als dood op de grond plofte. Dikwijls ging ik op zijn rug zitten en gaf hem een paar tikken op het achterste deel van het schild, waarop het dier opstond en voortwandelde. Het kostte me echter wel veel moeite het evenwicht te bewaren.” Men vermoedt dat de meeste schildpadden nauwelijks horen, maar dat ze gebruik maken van een bijkomend, ‘seismisch’ zintuig, waarmee ze grondtrillingen van een lage frequentie zouden kunnen registreren. Hoe vindt de zeeschildpad haar geboortegrond terug? Hoe functioneert haar feilloze oriëntatiegevoel en magistrale stuurmanskunst? Wat speelt zich af tijdens de zogenaamde ‘verloren jaren’, wanneer de jonge zeeschildpadden uit het zicht verdwijnen, om pas weer op te duiken als volwassen exemplaren? Reeds voor de oude Egyptenaren waren schildpadden bewoners van duistere wateren, tegenpolen van de zonnegod Ra. Precies vanuit die oeroude duisternis blijft de schildpad als metafoor onverminderd de verbeelding prikkelen en aanzetten tot de creatie van vindingrijke interpretaties, intrigerende verhalen en krachtige beelden. Dit is het veld waarin wetenschappers en kunstenaars tot nieuwe ontdekkingen komen, en waarin Utopia haar voedingsbodem vindt.

Searching for Utopia, het bronzen beeld van de vrouwelijke zeeschildpad en haar ruiter, kan niet los gezien worden van de performance die Jan Fabre in 2001 te Lyon uitgevoerd heeft. Getooid in een zwaar harnas en met de kop van een mantis of bidsprinkhaan op het hoofd, maakte Fabre tekeningen met zijn eigen bloed, dat stelselmatig afgetapt werd. Dat resulteerde in een reeks letterlijk bloedstollende tekeningen, waarin vlek, beeld en tekst door elkaar lopen. Een van de teksten luidt: “There’s no getting used to art. Changing the world is an impossibility. In a world in which everything happens by chance, the artist can at best win a chance victory over chance. Every artist animal for himself, like shipwrecked sailors.”
Van Dale definieert Utopia als ‘droombeeld, niet te verwezenlijken ideaal’. Utopia bevindt zich traditioneel op een geïsoleerd eiland, waar de schipbreukeling aanspoelt na een catastrofale reis. De utopie houdt zich op in het imaginaire domein voorbij de grens tussen leven en dood, maar oefent van daaruit haar productieve, beeldende kracht uit op al wie de gok wil wagen, die het spel van leven en dood wil meespelen. Samen met de schildpad heeft Jan Fabre zijn blik op oneindig gericht, gedreven door het verlangen naar de verloren jaren achter de horizon. Vertrouwend op het oeroude oriëntatiegevoel en de stuurmanskunst van de schildpad gaat hij op weg voor een catastrofale reis, Utopia tegemoet.
Net voor het vertrek doen de schildpad en de ruiter nog een ‘schildpad-klapke’. Fabre vertelt over een van zijn oude ‘denkmodellen’, getiteld De andere kant is interessant omdat het de andere kant is.
“Die bezit dezelfde verrassing,” zegt hij tegen de schildpad, “als wanneer je achter een vrouw wandelt en op basis van het rugaanzicht denkt dat ze jong, mooi en aantrekkelijk is. Tot je haar voorbijgaat en voorkant ziet.”
Selectie werken