Willem Cole

Couleurs, Fleurs & Vin

10.01.2021 - 27.02.2021

Rivoli Building #31 - Brussel
Generiek kleuren, genereus leven

Het leven is ironisch. Wie veel geluk heeft, heeft nood aan weinig. Enkele streepjes volstaan  voor Willem Cole (1957). Gewoon op papier of lei, met potlood. En in twee kleuren, min of meer bij elkaar, zodat een derde vanzelf verschijnt. Ziedaar het lot van een virtuoos tekenaar. Hoe minder ruimte er rest voor het vele dat hij kan, of voor de onherhaalbaar singuliere geste, hoe meer hij de essentie vindt in het weinige waaraan hij zich wijdt. Schoonheid als discipline. Om het schone te benoemen waarmee hij zich graag omringt, heeft Cole dan ook slechts drie woorden nodig: ‘Couleurs, fleurs et vin’, het nevenschikkende lidwoord niet te na gesproken. Het is de titel van zijn nieuwste tentoonstelling in Galerie Zwart Huis in Brussel, vijftien jaar na het nog kalere ‘Color’ (2006) in Knokke. En net dat weinige vertelt veel. Het klinkt haast als een esthetische formule, een artistiek credo. Kleuren, bloemen en wijn verwijzen immers niet alleen naar de schone, zelfs frivole kant van het leven: het leven als een zinnelijk cadeau, in een echo van de ‘luxe, calme et volupté’ die Baudelaire in Les fleurs du mal (1857) opriep. In hun meervoudige eenvoud noemen ze ook de basisbestanddelen van het artificiële paradijs dat de kunstenaar voor zichzelf heeft ontworpen. Op de vrienden na welteverstaan aan wie hij ze het liefste geeft, in conceptuele portretseries als Deux couleurs en Je vous donne des fleurs.

Geven, of het nu om wijn, bloemen of andere gegevens gaat, is inderdaad het basisgebaar dat Cole oproept. Maar intrigerend is vooral hoe hij het genereuze daarbij linkt aan het generieke. Een fles wijn en een bos bloemen zijn natuurlijk altijd mooi en altijd goed, maar als geschenk riskeren ze ook voor cliché en inspiratieloos te worden versleten. Anders gezegd: te generiek. Precies dat is echter wat Cole ertoe aantrekt, omdat dat generieke karakter nu juist toelaat om op het gebaar zelf te focussen, de kern van toewijding die de essentie vormt van elk geschenk en die soms aan het zicht onttrokken is door te veel nadruk op het particuliere en het originele. Visueel lost hij dat op door een ruiker of een wijnfles achter een harde stalen plaat te plaatsen, met hooguit nog topjes zichtbaar, zodat het schone wordt opgeroepen door wat niet te zien is. Maar het achterliggende principe waarmee Cole de geste voor het gebaar inruilt, is algemener. Vergelijk het met iemand die een kaars aansteekt in een kerk. Het ding zelf doet er weinig toe, alle kaarsen zijn eender, maar door het rituele gebaar wordt ze het voorwerp van een gedachte, een object dat voortaan het onvervreemdbare medium is van de aandacht die eraan is gegeven.

Op dezelfde manier vindt Cole dus in het generieke het spirituele. Inspiratie in de wijn incluis, zeker als je weet dat zijn ideeën vaak op café ontstaan om ze later in zijn atelier uit te werken. Het verklaart ook waarom hij werk van vele jaren bijna lichtvoetig in generieke concepten vat. Meer dan om vrolijk loze woorden gaat het hier om de elementaire gegevens van zijn oeuvre, de letters van zijn alfabet, een reeksje dat oneindig vele combinaties toelaat, met kleur als alfa en omega. Want Cole is een colorist. Kleur is zijn medium, kleur is zijn bloed – veel meer dan schilderen of tekenen. Zoals sommige mensen bloed willen geven, zo geeft Willem Cole kleur. En zoals de kleur van bloed altijd iets ondefinieerbaar unieks heeft, ook al is de samenstelling qua basisstoffen telkens gelijk, zo toont Cole in een volgehouden minimalistische inspanning ook de onuitputtelijke variatie die ontstaat uit het eenvoudig samenbrengen van (basis)kleuren, altijd op zoek naar het unieke in het generieke. Het onderscheidt hem als colorist conceptueel. Niemand is – in antwoord op Barnett Newman – minder bang van rood, geel en blauw dan hij.

Dat komt omdat zijn kunst finaal een ‘ars combinatoria’ is. Cole brengt haar doelbewust terug tot iets elementairs, een spel met het element ‘kleur’. Maar anders dan in de moderne traditie die de beeldende kunst tot haar basis in kleur, lijn of vlak herleidde, zoals bij zijn leermeester Dan Van Severen, is die reductie geen doel op zich, een methode van esthetische uitzuivering. Het is integendeel eerder een middel om niet verleid of afgeleid te worden door een esthetiek, een manier om maximaal open te staan voor het leven en ieders subjectieve inkleuring ervan. Wat hij beoogt door zijn kunst middels kleur tot haar meest generieke elementen te herleiden, zijn dus niet die kleuren als zuivere esthetische ideeën, maar wel de vitale energie die vrijkomt door hun systematische weder-samenstelling. Potloodlijn na potloodlijn, tekening na tekening, staat hij verwonderd over de manier waarop min of meer nevengeschikte kleuren telkens weer optisch verweven geraken. En wat hij daarin zoekt is niet de uitputting van alle mogelijkheden om te schakeren, maar de sleutel tot zijn verwondering zelf: hoe kan zo veel zijn in zo weinig? 

Het heeft iets van de zoektocht naar de schoonheid van een wiskundige formule. Die staat of valt niet met particuliere ingevingen of uitkomsten. Ze schuilt in de generieke logica van een systeem of een generatief principe dat uit minimale middelen maximale mogelijkheden haalt. Zoals de wetenschap heeft aangetoond dat alle leven is opgebouwd uit DNA, in een oneindig variërende wenteltrap van vier basen en met eiwitten als bindelement, zo zoekt de kunst van Willem Cole, op basis van drie kleuren met min of meer witruimte ertussen, naar het principe van onze verwondering over het vele dat ontstaat door weinig. In een strenge toepassing van less is more, door een reductio ad absurdum, en in het bewustzijn dat één plus één drie geeft. Al klinkt dat nu weer heel ingewikkeld, terwijl het in de praktijk alleen simpel is, eenvoudig op een meervoudige manier. Vertaald naar het leven luidt de formule: couleurs, fleurs et vin.

Je kan je afvragen of dat nu uiteindelijk veel is of weinig, zoals je kan twijfelen of het leven in de basis nu eigenlijk ingewikkeld is of niet. Maar op dat moment ben je al in de verwondering terechtgekomen. In de strikte logica van een kunst die wars van esthetiek net ruimte wil geven aan het leven, vrij en zonder vooropgezet doel. Het is het moment waarop je weer bedenkt dat ieder werk van Cole het resultaat is van een aan iemand gewijde gedachte: van de artiesten die hem zelf inspiratie geven (Yves Klein, Blinky Palermo, Donald Judd, …), tot en met vrienden en familieleden die hij portretteert aan de hand van twee door henzelf gekozen kleuren. Je kan dat niet zien. Daarvoor zijn deze coloristische portretten vormelijk te generiek en conceptueel. Maar juist dat doet je inzien dat de essentie van Coles formule zit in wat ongeformuleerd blijft.  Onvoorstelbaar schoon in wat ze niet vat, ironisch als het leven zelf. Generiek, maar genereus.

Tom Van Imschoot