Hans Everaert

Zelden hebben we een schilder sneller zien evolueren dan Hans Everaert (Lokeren, °1968, woont en werkt in Antwerpen). Everaert genoot zijn opleiding aan de Academie van Sint-Niklaas en kwam in 2010 voor het eerst met werk naar buiten in de Antwerpse galerie Het Vijfde Huis. Daar toonde hij vooral figuratief werk,met nogal wat architecturale beelden en landschappen, waarin al wel een tendens naar abstrahering zat. Dat is de jaren nadien alleen maar versterkt. De kunstenaar omschrijft het zelf als “het verwelken van figuratieve sporen”.

In zijn nieuwe werk is Hans Everaert veel meer bezig met het onderliggende, met de structuur van het beeld zelf, dan met het efemere dat zijn vroegere schilderijen kenmerkte. De ruimtelijke compositie duikt op, eerst nog expressief, met duidelijke verwijzingen naar (weer) de architectuur, maar ook naar landschappen en naar organische vormen en netwerken met rhizoom- en neuron-achtige verbindingen en structuren. Later, zoals nu in zijn nieuwste schilderijen, werkte hij meer in het vlak zelf, minder in de ruimte: het perspectief, zo belangrijk in die eerdere werken, verdwijnt zachtjes. Er ontstaat een zekere ‘blur’, waarbij achtergrond en voorgrond zich met elkaar vermengen, wat nog versterkt wordt door het gebruik van vale, ‘gecontamineerde’ kleuren.

Everaert bouwt zijn werken met olie, acryl en spray volkomen intuïtief op en creëert een beeld om het beeld, zonder enige figuratieve referenties of anekdotiek. Daardoor ga je als kijker de werken onwillekeurig zelf ‘invullen’, zoeken naar aanknopingspunten. En hoe abstraherend ook, je komt terug uit bij ‘herinneringsbeelden’ (zowel bij de kunstenaar als bij de kijker) als een trottoir, een vloer, een kamer, een muur, een landschap, zelfs een moeraspartij. Daarom durf ik hier te spreken van een intuïtieve abstrahering: Everaert heeft beelden in zich die hij totaal deconstrueert, ontmantelt en fragmenteert, in een streven om weg te gaan van het kleinste spoor van anekdotiek, op zoek naar perfecte abstractie. Niet het witte of zwarte vierkant, dat zou immers totaal overbodig en achterhaald zijn, maar wel een levende abstractie, die zindert en vibreert. De schilderijen tonen een wisselend ritme van rechte en schuine lijnen, van vlakken, aanzetten en kleuren: een ritme dat aangereikt lijkt te worden door de muziek.
Je ruikt (de verf) en hoort (de beelden): er zit ruis op. En het is net die ruis waar Hans Everaert naar op zoek is. (Marc Ruyters)