Zwart Huis
2001—2021
Willem Cole

Zwart Huis viert dit jaar haar 20ste verjaardag en interviewt een jaar lang kunstenaars die aan de wieg stonden van de galerie in Villa De Beir te Knokke. We starten met Willem Cole wiens tentoonstelling ‘Couleurs, Fleurs & Vin’ momenteel loopt in de Brusselse vestiging van de galerie.

In 2006 exposeerde je voor de eerste keer in het Zwart Huis te Knokke. Welke herinnering koester je aan deze tentoonstelling?

Ik herinner me de schoonheid van het huis en de locatie. Op goede architectuur volgt een gebaar, is ooit gezegd, een lichamelijke reactie. Ik herinner mij de tentoonstelling daarom wellicht ook als een moment waarop ik me door de ruimte meer bewust werd van de lichamelijke dimensies van mijn werk, en de rol die architectuur daarbij speelt.

Waarover ging de expo ‘Color’?

Het betrof voornamelijk portretten, maar ik herinner mij in het bijzonder de hommage aan mijn vriend Maarten van Severen, die het jaar daarvoor (in 2005) was gestorven. Alle portretten toonden vrienden, maar aan Maarten wijdde ik toen een aparte kamer.

Waarover gaat je oeuvre in het algemeen?

Dat kan ik onmogelijk zeggen. Mijn werk krijgt over het algemeen pas betekenis door de omgeving waarin het terecht komt en door wie ernaar kijkt. Ik bepaal zeer weinig. Wat ik doe, is een basisvorm geven. De invulling komt met het gebruik, met de kijker. Omdat ik portretten maak, zou je kunnen zeggen dat mijn werk gaat over het unieke van elke mens, maar dan niet in het algemeen. Het gaat me specifiek om dat unieke vanuit de logica van het kijken, en vanuit de individuele blik. Il faut voir. Il faut parler. Ik heb geen probleem met het voor de hand liggende. Ik wil het net aandacht geven.

Waarover gaat je huidige tentoonstelling in de Rivoli?

Over kleuren, bloemen en wijn, vermoed ik. Hetzelfde als anders, maar weer anders.

Hoe ziet een typische dag in het atelier eruit?

Eenvoudig. Toekomen, tekenen, telefoneren. Wel erg veel tekenen, uiteraard. Maar van belang is voor mij het vaste ritueel. s’ Middags ga ik met Mario De Brabandere altijd een soepje eten in Le Perroquet, om de hoek. ’s Avonds ga ik wel eens op café. Daar krijg ik beeldideeën. In mijn atelier voer ik ze uit, in een soort meditatieve staat.

Op welke manier is de (kunst)wereld volgens jou veranderd in de afgelopen 20 jaar?

De kunstmarkt dicteert meer dan ooit wat kan bestaan. De kunst wordt berekender. Ze neigt naar entertainment, lifestyle. Het gevolg is dat alles veel meer op elkaar lijkt. Ik noem dat een soort decadentie, al besef ik wel dat ik dan als een oude zaag klink. Als tegengif bezat ik me aan mijn eigen artistieke helden, vaak strenge minimalisten of conceptuelen maar met veel gevoel voor kleur en voor de menselijke maat. André Cadere, Josef Albers of Donald Judd, bijvoorbeeld. Ze houden me jong. En ze herinneren mij eraan dat kunst democratisch bereikbaar moet blijven voor iedereen.

Welke rol zie je weggelegd voor de kunst terwijl de wereld stilstaat door de coronapandemie?

Eerlijk gezegd, geen speciale. De mooiste respons op een kunstwerk is in mijn ogen het verlangen om er deel van te willen zijn, de bereidheid om erin mee te willen gaan. In dialoog treden met een andere logica werkt bevrijdend. En aan bevrijding hebben we wel nood wanneer je opsluiten aan de orde van de dag is. Het sterkste voorbeeld vind ik de vrolijke wanhoop van Benoît, een lach te midden van de kommer en kwel.

Wat mis je momenteel het meeste?

Ik mis het om op vrijdag met mijn vrouw Paty en mijn vrienden te kunnen aperitieven in café Ouest, opnieuw een vast ritueel dat nu noodgedwongen ‘on hold’ staat. Maar ik mis ook het tekenen op café in het algemeen. ‘Enivrez-vous’, dichtte Baudelaire. Van decadent gesproken. Maar voor mij betekent dat dus vooral: echt bezig zijn met mijn werk, opgaan in het tekenen, verdrinken in de trance van de concentratie. Mijn ‘drunken drawings’ zijn mijn reservoir, maar ik wil het graag weer kunnen aanvullen.




Foto Willem Cole, Color, 2006: www.bartvanleuven.com
Foto Willem Cole, Couleurs, Fleurs & Vin, 2021: www.vincenteverarts.eu