Zwart Huis
2001—2021
Jan Vanriet

Zwart Huis viert dit jaar haar 20ste verjaardag en interviewt een jaar lang kunstenaars die aan de wieg stonden van de galerie in Villa De Beir te Knokke.
We praten met de Antwerpse kunstenaar en schrijver Jan Vanriet (1948) wiens tentoonstelling ‘Heldenleven’ loopt tot en met zaterdag 26 juni.

In 2005 exposeerde je voor de eerste keer in het Zwart Huis te Knokke. Welke herinnering koester je aan deze tentoonstelling?

Ik was erg getroffen door de architectuur, dat prachtige modernistische gebouw van Huib Hoste en de intimiteit die uitging van de kleine ruimtes, kamers die uitnodigden tot het maken ensembles, ideaal voor mijn expositie met schilderijen op een eerder beperkt formaat, suites die thematisch waren verbonden.

Waarover ging de expo De testamenten?

Het thema was een keuze uit het Oude en het Nieuwe Testament, oorspronkelijk de opdracht voor een boek. Maar ik had permissie die eeuwenoude ‘verhalen’ te actualiseren, ze over te brengen naar deze tijd. Er zitten referenties in naar de vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog of naar straatgeweld in deze eeuw, betogingen waartegen hardhandig en zelfs brutaal werd opgetreden.

Waarover gaat je oeuvre in het algemeen?

Mijn werk gaat, indien het niet autobiografisch is, over de menselijke conditie, het menselijk tekort, het individu als slachtoffer van duistere krachten, niet zelden ideologieën.

Waarover gaat je huidige tentoonstelling in de Rivoli?

Heldenleven is het portret van mijn jeugd, een klein kleurrijk fresco dat eindigt rond mijn drieëntwintigste, in 1968, de ontmoeting met Simone, de ontdekking van de liefde.

Hoe ziet een typische dag in het atelier eruit?

Er is geen vast schema. Intensief schilderen gebeurt hooguit zes uur per dag, altijd overdag, ik ben geen avond-of nachtmens. Schilderen is atelierwerk, tekenen en schrijven gebeuren thuis, in het zolderatelier. Het loopt door elkaar.

Wat is voor jou de belangrijkste gebeurtenis in de afgelopen 20 jaar?

Mijn overzichtstentoonstelling Closing Time waarmee ik in 2010 het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen mocht sluiten was een uniek moment. De kans krijgen om te mogen spelen met die geweldige collectie, met het oeuvre van Van Eyck, Rubens, Memlinc, Cranach of Titiaan... die hoogtepunten kunnen combineren met je eigen werk was een enorme ervaring, voor sommigen manifest een teken van hubris. Ook mijn expositie in Moskou, Losing Face, en het hele gebeuren daar omheen, was voor mij indrukwekkend.

Op welke manier is de (kunst)wereld volgens jou veranderd in de afgelopen 20 jaar?

Ik weet het niet. Ik heb het gevoel nogal buiten dat actuele kunstgebeuren te staan, ik volg het te weinig.

Welke rol zie je weggelegd voor de kunst terwijl de wereld stilstaat door de coronapandemie?

Het weinige dat kunst kan bieden is ontroering en bijgevolg troost, opmontering, een hart onder de riem. Misschien enig inzicht. Dat is al mooi.

Wat mis je momenteel het meeste?

Ik mis enkele verre vrienden en ik mis reizen, mooie, boeiende dingen gaan bekijken of herbekijken. Het gemis heb ik weten te compenseren door behoorlijk intens te werken, en dat stemt gelukkig. De rust van die gedwongen afzondering was bij momenten heilzaam. Maar nu wordt het stilaan genoeg, is er de behoefte om rond te fladderen, me te verrijken en zodoende, who knows, nieuwe ideeën op te doen.

Van welke kleine dingen kan je zelf genieten?

‘Niets menselijks is mij vreemd’ is een passend vers van Terentius.

SELECTIE WERK




Foto Jan Vanriet, Color, 2006: www.bartvanleuven.com
Foto Jan Vanriet, Couleurs, Fleurs & Vin, 2021: www.vincenteverarts.eu