Fik van Gestel

Voor de knoppen

08.03.2020 - 27.06.2020

Rivoli Building #20 - Brussel
Oerkracht

‘Il ne s’agit pas de peindre la vie. Il s’agit de rendre vivante la peinture’
Pierre Bonnard

Léon Spilliaert tekende en schilderde de laatste vijftien jaar van zijn leven vooral bomen. In zijn geliefde Oost-Indische inkt, soms aangevuld met gouache, schiep hij silhouetten van hoofdzakelijk naakte bomen: een ragfijn patroon van takken, ergens op de grens van surrealisme en symbolisme. Hij wilde – dat vermoed ik toch - vooral uitbeelden dat hij in de winter van zijn leven zat. Of hij wilde, algemener, een beeld schetsen van ‘la condition humaine’, het menselijk tekort: de mens als sierlijke maar schrale boom. Noem het: metafysisch tekenen.

De ene boom is de andere niet. Niet in de natuur en evenmin in de beeldende kunst. Fik van Gestel heeft ook iets met bomen, net als Léon Spilliaert, maar zijn verhouding met ‘de’ boom is van een gans andere natuur, als u mij deze woordspeling vergeeft. Fik schildert zijn bomen ook helemaal anders.
Voor Fik van Gestel staat de boom, en bij uitbreiding de hele natuur, symbool voor levenskracht. De boom is verticaal. De boom is als een wervelkolom. Een boom richt zich op. Er is de trotse kruin, die vol loof hangt in lente en zomer. De structuur van de kruin spiegelt als het ware het wortelstelsel, waarmee de boom zich verankerd heeft in de grond en van waaruit de sappen opgepompt worden.
Bovendien is de boom een van de zichtbaarste boodschappers van lente en herfst, van verandering maar ook van de geruststellende terugkeer van steeds hetzelfde dat toch steeds weer anders is: na de winter komt de lente. Altijd. Neergang en dood, herfst en winter mogen dan onverbrekelijk deel uitmaken van ‘de maat van de seizoenen’, ze zijn niet aan de orde in het picturale universum van Fik van Gestel. Zelfs al schildert hij een kale boom, steeds staat de boom voor energie en vitaliteit, voor wat zanger en schrijver Wannes Van de Velde ooit zo pakkend ‘de teugelloze levenswil’ noemde ‘van de planten en de beesten en de mensen’.

Het kan nauwelijks verbazen dat Fik van Gestel een groot bewonderaar is van Pierre Bonnard (1867-1947). De Franse schilder is een kleurentovenaar, net zoals zijn vriend Henri Matisse. Maar in tegenstelling tot Matisse, die met grote kleurvlakken werkt, schildert Bonnard met korte penseeltrekjes, waardoor zijn werken wemelen van de kleur. Zijn kleuren gloeien alsof hij een verhevigde werkelijkheid schildert. Toch ademen zijn schilderijen een weldadige rust: het gaat vaak om weelderige landschappen, een woekerende natuur waarin de mens misschien nietig is maar tegelijk geniet. Het is Bonnards versie van Arcadië of het aards paradijs.
Fik van Gestel laat zich inspireren door Bonnard in werken als ‘Balkon’ en ‘Le jardin de Pierre’, maar gaat daarbij resoluut zijn eigen weg. In ‘Le jardin de Pierre’ laat hij de verf opwolken en woekeren. Nu eens laat hij zijn verf van het doek lekken en druipen, dan weer brengt hij ze romig en smeuïg op. De kleuren - geel, oranje, bruin, groen - blinken, ze zijn helder, fel en warm. Hier en daar is er een zweem van organische vormen – een boomstam, bloemen en bladeren – maar het zijn nauwelijks meer dan flarden en schimmen. ‘Le jardin de Pierre’ is een sfeer, een samenscholing van kleuren op zoek naar een vorm.
Onderaan rechts is er een vrij grote partij turkoois geschilderd. Het lijkt een waterplas waarin lichten of sterren gereflecteerd worden. Maar dat is misschien een te figuratieve interpretatie van een schilderij dat zich op de grens van de abstractie begeeft en waarin de hoofdrol weggelegd is voor vinnige borsteltrekken en verf die vol bedwongen energie zit.

‘Balkon’ verwijst naar ‘Le balcon à Vernonnet’, een schilderij uit 1920 van Bonnard. Voor Fik van Gestel was het een inspirerend uitgangspunt. Als je de twee schilderijen met elkaar vergelijkt, merk je hoe Bonnard een structuur en een kleurpatroon heeft aangereikt. Maar op een bepaald moment heeft Fik van Gestel het ‘voor-beeld’ losgelaten en zijn eigen creativiteit de vrije loop gelaten. Alleen de opbouw en enkele kleurpartijen doen nog enigszins aan het origineel van Bonnard denken: links de reling van een balkon, in het midden van de tuin een bloeiende appelboom en achteraan een groen scherm van bomen.
Ook dit schilderij zet Fik van Gestel onder spanning door zijn contrasterende kleuren en zijn verfopbreng. In ‘Balkon’ brengt hij de verf nu eens strak en rechtlijnig aan (bijvoorbeeld het rasterwerk links) dan weer laat hij ze woelen en krioelen. Zo ontstaat er een spannend spel tussen strepen en stippen, tussen uitdijende vlekken en een gestructureerd vuurwerk van borsteltrekken, tussen strakheid en woekering, tussen vorm en chaos. De oplichtende verftoetsen in helder geel, blauw en oranje zorgen voor extra reliëf in de compositie.
‘Balkon’ is een weelde van kleur en verf, die qua sensatie dicht bij de bandeloze levenskracht van de natuur staat. Alsof een bos, een tuin, bomen, struiken, bloemen en gras, allemaal samen verf geworden zijn.

Nog meer spanning zit er in een opmerkelijk krachtig schilderij als ‘Nete IV’, waar Fik van Gestel tegen een stormachtige achtergrond in blauw, paars en zwart een rasterwerk van geel en oranje heeft geschilderd. Er zijn de complementaire kleuren die zorgen voor een rijk contrast en tegelijk is er de opgedreven spanning tussen de amorfe achtergrond en de strakke strepen, die op hun beurt een soort strip-achtige explosie verbeelden. Alsof er net een oerknal in verf heeft plaatsgevonden. ‘Nete IV’ is gematerialiseerde energie.
Die oerkracht zit, naar mijn mening, ook in de serie werken ‘Afspraak’. Fik van Gestel vertelt dat hij zich liet inspireren door het decor van het gelijknamige duidingsprogramma op de VRT-zender Canvas. Maar ik zie er niets minder in dan een verkenning van de vroegste, prehistorische dierenschilderingen, zoals we die kennen in de grot van Lascaux. Alsof Fik van Gestel ook in die schilderijen kiest voor een oerervaring: hij beeldt het silhouet van dieren uit op een allereenvoudigste, bijna naïeve manier.
Soortgelijke pure, schijnbaar eenvoudige patronen van krachtige, zelfs brute verfstrepen vinden we terug in ‘Wachten’ en ‘Voor de knoppen V’. Achter het rasterpatroon in het eerste schilderij zit een wiskundige formule en een aftasting van de grenzen van de drager, in het tweede werk heeft Fik van Gestel de boom herleid tot zijn essentie: een stam en kale takken, bijna een skelet. De boom is een structuur van verfstrepen, figuratief én abstract tegelijk. Het monumentale schilderij verbeeldt het idee ‘boom’.
De boom lijkt wel een puur voorwendsel om te schilderen: strak, streng, potig en brutaal. Als broodnodig contrast introduceert de schilder speelsheid met enkele kleuren. Kijk hoe ook hier de schilder met enkele rode verticale strepen diepte en spanning in het doek brengt.
‘Voor de knoppen’ is bovendien een van die geestige en prikkelende titels die Fik van Gestel aan zijn schilderijen geeft. De schilder houdt van woordspelingen en neologismen. ‘Voor de knoppen’ verwijst naar de periode vóór de lente, vóór het botten van de bomen. Maar er is natuurlijk ook de knipoog naar de uitdrukking ‘naar de knoppen’. De voorkeur voor dergelijke titels verbindt hem met die andere, door hem bewonderde schilder, Raoul De Keyser, die zijn schilderijen titels gaf als ‘Notitie van een voorwerp’, ‘Zacht apeverdriet’, ‘Knars’, ‘Kerf’ of ‘Klam’.

Een schilderij ontstaat terwijl het geschilderd wordt. Dat lijkt een nonsensicale uitspraak maar Fik van Gestel heeft niet altijd een vooropgezet plan en als er wel een is, wordt het onderweg constant bijgestuurd en is het onderhevig aan invallen, uitschuivers en accidenten, die allemaal op zich productief blijken te zijn. Werken aan één schilderij kan snel gaan, maar ook traag verlopen. Het kan een gevecht zijn, gespreid over jaren. Afgekeurd werk - Fik is zeer kritisch - wordt weggezet en misschien later, veel later, overschilderd en krijgt op die manier een nieuwe eindbestemming. Door de verflagen heen tonen schilderijen hier en daar hun (voor)geschiedenis.
Een andere constante in het oeuvre van Fik van Gestel is de energie. In elk schilderij sluimert de oerkracht, de ‘groeilust’ zoals een opvallend figuratief werkje heet. De ‘poot’ van de schilder is steeds aanwezig. Die poot kan schrapen en vegen, vurig en hard zijn maar ook strelen en liefkozen, wegpoetsen en overschilderen. Die picturale kracht uit Fik van Gestel soms in monumentaal werk, maar evengoed in kleinere schilderijen.
Het is steevast schilderkunst als krachtmeting. De schilder worstelt met zijn verf, houdt ze in bedwang, koestert ze, betast ze en kneedt ze. Elk doek is als een veld, een akker of een tuin. En de schilder schildert bomen, naar zijn beeld en gelijkenis.

Eric Rinckhout
Selectie werken